Zonaanbidding

In de Babylonische mythe van Tammuz (dezelfde als de Egyptische god Osiris die in werkelijkheid dus Nimrod was, de leider van de grote afval van God) wordt door een zekere koning bevel gegeven om Tammuz te doden. De reden die daarvoor wordt opgegeven is dat Tammuz, de incarnatie van de zonnegod, probeerde de astrologie als godsdienst te propageren tegenover die koning. Maimonides, een andere historicus uit de oudheid, heeft een diepgaande studie gemaakt van de geschriften van de Chaldeeën.

Hislop citeert zijn beschrijving van deze mythe in "The Two Babylons" op blz. 62: 'Toen de valse profeet Tammuz tot een zekere koning predikte dat hij de zeven sterren en de twaalf tekens van de Dierenriem moest aanbidden gaf die koning bevel om hem een vreselijke dood te laten sterven. Op de nacht van zijn dood verzamelden zich alle godenbeelden van de einden der aarde in de tempel van Babylon bij het grote gouden godenbeeld van de Zon dat hing tussen hemel een aarde. Dat beeld plaatste zich in het midden van de tempel en alle andere beelden gingen aaromheen staan en het vertelde hen alles wat Tammuz was overkomen. De beelden weenden en klaagden de hele nacht en in de morgen vlogen ze alle weg, ieder weer naar zijn eigen tempel, naar de einden der aarde. En daaruit is het gebruik voortgekomen om ieder jaar, op de eerste dag van de maand van Tammuz te wenen en te klagen om Tammuz."

Bij de aanbidding van de zonnegod in Mexico geloofde men dat die zonnegod, om leven te kunnen uitstorten over de aarde, ook leven van die aarde moest ontvangen. Om te tonen hoe het moorddadige karakter van Satan zichtbaar kan worden in mensen, en waartoe menselijke wezens kunnen worden geleid door zijn valse geest zullen we een paar van de redeneringen achter de rituelen van het mensenoffer nader bezien. Voor de vroegere bewoners van Mexico was het hart de zetel en het symbool van het leven. Aan de zonnegod werden dan ook bloedende harten van mensen en dieren aangeboden om hem in conditie te houden en hem in staat te stellen om zijn weg door de hemel te lopen.

Toen nu de Israëlieten God de rug toekeerden namen zij de aanbidding van de heidense goden van hun buurvolken over. En ook zij werden door heidense hogepriesters ertoe gebracht om mensen te offeren. "Ook zij hebben zich gekoppeld aan Baäl-Peor, en zij hebben de offeranden der doden gegeten. En zij hebben den Here tot toorn verwekt met hun daden, zodat de plaag een inbreuk onder hen deed. En zij dienden hun afgoden, en zij werden hen tot een strik. Daarenboven hebben zij hun zonen en hun dochteren den duivelen opgeofferd. En zij hebben onschuldig bloed vergoten, het bloed hunner zonen en hunner dochteren, die zij den afgoden van Kanaan hebben opgeofferd; zodat het land door deze bloedschulden ontheiligd is geworden" (Psalm 06:28,29,36-38).

De onwetende Israëlieten offerden hun kinderen niet aan goden, zoals zij dachten, maar aan duivels. Bijna 1000 jaar later zei Paulus dat de offers van de heidenen die door de Israëlieten werden overgenomen in werkelijkheid offeranden aan duivels waren: "Ja, ik zeg, dat hetgeen de heidenen offeren, zij den duivelen offeren, en niet Gode; en ik wil niet, dat gij met de duivelen gemeenschap hebt" (l Kor. 10:20).

De geschiedenis wijst uit dat het belangrijkste voorwerp van heidense aanbidding de zon is en deze wordt over de gehele wereld gesymboliseerd als een hemelse stier. De heidenen beeldden de kosmische god in hun kunst af als een stier die op zijn achterpoten staat met een staart, hoeven en horens, met het hoofd van een mens en armen, met in zijn hand een drietand. Onze hedendaagse afbeelding van Satan met hoeven en horens, een staart en een drietand is dus rechtstreeks ontleend aan die van de kosmische zonnegod uit de oudheid.

In de filosofie van de heidenen was de bliksem een uiting van de wraak van hun god en een werktuig van zijn straf. De donder was zijn waarschuwende stem. In het oude Griekenland geloofden de aanbidders van Zeus dat donder en bliksem uitingen waren van zijn aanwezigheid. Iedere plek die door de bliksem werd getroffen werd als heilig beschouwd. De naam "Zeus" (afgeleid van "dyaus "De heldere hemel") doet hem kennen als de god van de hemel en zijn verschijnselen. In Rome werd hij aanbeden als Jupiter, in Scandinavië als Thor, en in Kanaän als Baal, de stormgod.

De bliksem die van de hemel neerdaalt scheidt zich uiteen in vertakkingen; vandaar dat de bliksemschicht in de hand van de oppergod van de hemel werd gestileerd tot een drietand. Dit was een symbool van zijn macht: hij die de lichtende bliksem beheerst. Naast Satans nabootsing van Christus, vlak voor Jezus' wederkomst, waarschuwt de Bijbel nog voor een andere macht, in het tweede beest van Openb. 13:11-17, dat door bedrieglijke wonderen de waarheid zal tegenstaan: "En het doet grote tekenen, zodat het ook vuur uit den hemel doet afkomen op de aarde,
voor de mensen."

De prins van de macht van de lucht is ook de prins der duisternis. Precies zoals de heiden in oude tijden werd misleid, dreigt ook de Christen in deze tijd misleid te worden. En, als de mens al kan leren hoe hij elektriciteit uit de lucht kan halen en die energie aan banden kan leggen, hoeveel temeer kan Satan presteren, een bovennatuurlijk wezen, dat in de Bijbel zelfs wordt genoemd "de overste van de macht der lucht" (Efe. 2:2), in staat om vernietigende stormen te veroorzaken! En niet alleen dit, maar ook nog in staat en bereid om zijn volgelingen toe te rusten met geheime kennis, om datzelfde te doen tegenover hun vijanden.

Omdat werd geloofd dat de zonnegod die macht had en die ook wilde geven aan zijn volgelingen als zij gehoorzaam waren, of zijn vijanden zou neervellen met zijn bliksemschicht, aanbaden de heidenen hun goden uit angst. In de Bijbelse Waarheid is het juist de goedheid van God die een slecht mens ertoe brengt Hem te aanbidden (Rom. 2:4). Maar in het geloof van de heidenen waren het de boosheid van de stormgod, zijn haat jegens de mens en zijn genadeloze werktuigen, die hen voor hem deden buigen. Niet uit liefde, maar uit vrees. Hun  hele systeem van aanbidding draaide rond het winnen van de gunst van de boze door hem rustig te houden door middel van offers en bevrediging.

De grondtrekken van de pure demonenaanbidding van het oude Babylon ziet men vandaag de dag bij de openlijke aanbidding van de Yezidis in Koerdistan, Armenië en de Kaukasus. In hun heidense godsdienst geloven zij dat "Melek Taus", dat is de duivel, de medeschepper van deze wereld is. Hun godsdienst heden ten dage is een aanbidding van goed en kwaad, of Christus en satan. Zij hebben een paar ketterijen uit het Christendom overgenomen en een paar ideeën uit de Islam. Zij beschouwen Jezus als een engel in mensengedaante en erkennen Mohammed als een profeet, tezamen met Abraham. Zij brengen zowel besnijdenis als doop in praktijk.

In plaats van te geloven dat Christus de handelende persoon van de godheid is (Efe. 3:10) geloven zij dat de Duivel optreedt als de scheppende kracht van de Oppergod en ze trachten zelfs vandaag de dag nog hem tevreden te stellen omdat hij de aanstichter van het kwaad is. Zij vermijden ook het noemen van de naam van de Duivel uit angst dat zij hem beledigen. Later zullen wij nog een andere godsdienstige beweging uit hel hedendaagse Rocktijdperk bestuderen die het dualisme van goed en kwaad in haar aanbidding heeft. Deze studie zal vooral interessant zijn voor mensen die zich Christenen noemden tijdens de epidemie van Beatle-hysierie.

De Yezedis geloven zoals de meeste heidenen, dal hun lot niet wordt bepaald door een goede, liefhebbende, vriendelijke en zachtaardige God, maar door de Boze, die geen genade kent en die geniet van het vernietigen van mensen. Zij geloven dat de goede god niets vergeeft, hoe ze hem ook benaderen, maar zij moeten zich verzekeren van de gunst van de Boze. Hij, de vernietigende goddelijke macht, moet rustig worden gehouden door hem offeranden aan te bieden, boetedoening en aanbidding.

Is dit niet hetzelfde als de manier waarop menigten, die zichzelf "Christenen" noemen, ertoe worden gebracht om de Heer uit de Schrift te aanbidden? Wordt niet door dwalende priesters en zieleherders het beeld gecreëerd dat God een wraakzuchtig God is, die voortdurend klaarstaat om de om boetvaardigen in een brandende hel te werpen of de boetvaardigen in een vagevuur, opdat zij met vuur worden gemarteld, totdat zij lang genoeg hebben geleden om gereinigd te zijn voor de hemel? Is het niet uitgeschreeuwd, gedramatiseerd en toegeroepen aan de gemeenten hoe gruwelijk de pijnigingen zijn van hen die nu, volgens hen, in de hel zitten, de brandende martelplaats?

Hekserij en Onsterfelijkheid

Spiritisme

Het Merteken van Het Beest